Als je van plan bent je op de weg te begeven in Egypte kun je in gedachten maar alvast beter vrede sluiten met je eigen dood. Zoals ik.
Verkeersveiligheid laat in Egypte, net als in veel Arabische landen, nogal wat te wensen over. Gordels zijn een luxe, en ‘als het past, dan past het’ lijkt het nationale motto op de weg. En hoe angstaanjagend dat is, maakte ik zelf mee op een rit van Luxor naar Hurghada.
De rit naar Luxor is er niet eentje die je überhaupt snel vergeet. Hij duurt in totaal zo’n zes uur, en zo kwam het dat ik ’s ochtends in Hurghada op een onmenselijk tijdstip in mijn ogen zat te wrijven terwijl de zon een goudgele gloed over de oranje rotspartijen wierp. Magisch. Ik gleed even weg in een dutje, en voor ik het wist keek ik mijn ogen uit over de plantages langs de weg, krokodillen in de vertakkingen van de nijl, en het ‘echte’ Egyptische leven in een klein dorpje waar ons busje doorheen kwam.
Eenmaal in Luxor zweette ik een zwembad bij elkaar (veertig graden celcius doet dat met je) terwijl ik de hele dag op sleeptour werd genomen door een Egyptische gids die foutloos Nederlands sprak. Bij elke tempel stampte hij weer een nieuwe verantwoordelijke Ramses in ons collectieve geheugen. Gevolgd door meerdere kleine overhoringen. Hij wilde niet dat we het vergaten (ik ben het vergeten).
Na een lange dag varen over de Nijl, tempels bezoeken, en proberen niet te smelten, plofte ik mijn achterste weer op de stoelen van het witte busje (met airco. Thank you Lord). Al snel hoorde ik om me heen gesnurk, en wilde ik zelf ook niets liever dan slapen. Maar dat ging niet.
Ik was doodsbang.
Met een ogenschijnlijk gemak van de wereld scheurde de chauffeur over de landweggetjes terug naar Hurghada. Bochtje hier, bochtje daar. Heuveltje op, heuveltje af. De weg veranderde in een kronkelde lijn tussen de rotsachtige heuvels door. De chauffeur had er lak aan, hij wilde gewoon naar huis. Achter een trage touringcar blijven hangen op een bochtige weg (in het donker, mind you) zat dan ook niet in de planning. Inmiddels was ook Meneer wakker. Één blik in elkaars ogen en we wisten het: we zouden de touringcar gaan inhalen. In het pikkedonker, midden in een bocht. Zonder ook maar een meter zicht.
Mijn adem stokte, terwijl mijn hart zich een weg probeerde te kloppen uit mijn borstkas. Ik wilde niets liever dan wegkijken, maar durfde niet. Voor het eerst in mijn leven geloofde ik in God… Ik bad tot alle Ramsessen die ik me kon herinneren dat er geen tegenligger zou komen.
En mijn gebeden werden gehoord. Wonder boven wonder was er geen tegenligger. Maar de rest van de route deed ik geen oog dicht, en zat ik met samengeknepen billen in gedachten mee te rijden met de chauffeur. Eenmaal in het hotel wierp ik hem een euro toe, en haaste me uit het busje. Ik kon het niet geloven. Ik was zojuist aan de dood ontsnapt. De rest van de toeristen leek niets van de onveilige rijstijl gemerkt te hebben en had het vooral over of het buffet nog open was (ja). Maar ik had zojuist de dood overwonnen. Ik zuchtte diep uit.
Een paar weken later zat ik op AD.nl, en viel mijn blik op een nieuwsbericht. Zeven toeristen dood na een botsing tussen twee minibusjes in Egypte, vlakbij Hurghada. Op de foto zag ik exact eenzelfde wit busje als waar ik twee maanden eerder zelf in zat. Dezelfde oranje stoelen.